Aalsmeerderdijk 648
1435 BX Rijsenhout
T: 06 - 450 814 10
F: 0297-366343


mr. Anke de Wijn
kvk 33293643
Beschermingsbewind meerderjarigen
Juridisch advies / onderzoek


januari 5

Scheiden, vechten en scheiden, het gelijkwaardig ouderschap en de positie van het kind

Gepost onder admin
Opgeslagen onder moeder vader categorie | Reacties uitgeschakeld voor Scheiden, vechten en scheiden, het gelijkwaardig ouderschap en de positie van het kind

Scheiden, vechten en scheiden, het gelijkwaardig ouderschap en de positie van het kind.
een dossier / literatuurstudie gebaseerd op een onderzoek in het kader van een stage forensiche orthopedagogiek UVA; stage januari – juni 2010)

( het artikel is bewerkt door mr Anke de Wijn, het artikel is een aanzet tot een serie artikelen welke op de weblog zullen worden gepubliceerd)

Het echtscheiden

Scheiden, dat doe je niet zomaar. Het is een ingrijpende gebeurtenis in een mensenleven. Wanneer (ex)partners het niet eens kunnen worden over bijvoorbeeld de omgangsregeling voor de kinderen, kan het scheidingsproces een hele felle strijd worden. Deze strijd kan jaren binnen de muren van de rechtszaal voorgaan. Tijdens de zogenaamde ‘vechtscheidingen’ worden vaak de kinderen en hun belangen uit het oog verloren. Per 1 maart 2009 is de ‘Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding’ geldend recht. Een echtscheiding kan vanaf deze datum alleen worden uitgesproken wanneer beide ouders overeenstemming hebben verkregen wat betreft het ouderschapsplan. Het ouderschapsplan heeft als doel dat ouders in een vroegtijdig stadium nadenken over de invulling van hun ouderschap voordat de scheiding wordt uitgesproken. De wet definieert de ouderlijke verantwoordelijkheid als: een kind heeft recht op gelijkwaardig ouderschap na scheiding en een ouder is verplicht de ontwikkeling van de band van zijn of haar minderjarig kind met de andere ouder te bevorderen.
Het ouderschapsplan omvat afspraken over zorgverdeling, kindertalimitatie en informatie-uitwisseling tussen de voormalige partners (Ministerie van Justitie, z.j.).
Al snel heeft de vraag zich voor gedaan of het ouderschapsplan daadwerkelijk een handig en werkzaam middel is om scheidings- en omgangszaken sneller te laten verlopen? De praktijk met betrekking tot de langdurige rechtszaken waarbij voormalige partners niet tot een omgangsregeling voor de kinderen kunnen komen veranderd zeer langzaam. Vaak wordt het recht van het kind op omgang met de niet-verzorgende ouder geschonden mede door toedoen van de ouder zelf.

De positie van het kind
De ouders kunnen zich zo bezig houden met het scheidingsproces/-conflict, dat ze hun kinderen en diens belangen uit het oog verliezen, de vraag is gerechtvaardigd op welke wijze de belangen van het kind in de rechtspraak ter sprake worden gebracht.
Op welke wijze worden er met de totstandkoming van het ouderschapsplan met de kindsbelangen rekening gehouden, wordt er daadwerkelijk naar het kind geluisterd?

Op grond waarvan komt er een omgangsregeling tot stand ?

Worden zwaarwegende factoren, zoals bijvoorbeeld een stoornis van een ouder, voldoende in kaart gebracht voor dat de omgangsregeling wordt vastgesteld?

Wordt de omgangsregeling voldoende aangepast aan zwaarwegende factoren die in strijdig zijn met de belangen van het kind?

Vaak worden binnen dit soort juridische procedures diverse hulpinstanties betrokken, zoals de Raad voor de Kinderbescherming. Op welke manier en vanuit welke visie kijken hulpinstanties naar de belangen van deze kinderen?

Het dossier / literatuuronderzoek
De vraag die centraal staat is: Hoe kunnen ouders op basis van gelijkwaardig ouderschap vanuit het familierechtelijk kader gestimuleerd worden het belang van het kind centraal te stellen en op welk moment.
Door middel van een aantal deelvragen zal getracht worden de algemene onderzoeksvraag te beantwoorden. Aan de hand van literatuur en nader bestudeerde dossiers zullen de volgende vragen worden uitgewerkt:
1.Wat kan worden verstaan onder ‘het belang van het kind’ in het kader van echtscheidingen ( uitgaande van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind?)
2.Wat is de hedendaagse invloed binnen Nederland van het ouderverstotingssyndroom?
3.Op welke wijze speelt (en zou willen spelen) de Raad voor de Kinderbescherming een rol binnen de juridische procedures betreffende scheidings- en omgangszaken? Kan de huidige werkwijze van de Raad in dit soort zaken effectiever worden?
4.Op welke wijze kan welk gedrag van de ( een) ouder(s) gestimuleerd worden om te veranderen?

Iedere vraag staat op zich zelf en zal als zodanig aan de lezer worden aangeboden.
De 4 bovengenoemde vragen komen in een laatste bewerking van het thema samen, hierin worden enkele conclusies getrokken en worden er aanbevelingen gedaan.

De vraag is: Wat kan worden verstaan onder ‘het belang van het kind’ in het kader van echtscheidingen ( uitgaande van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind?)
In dit gedeelte staat de vraag centraal wat wordt verstaan onder ‘ het belang van het kind’ in het kader van echtscheidingen, uitgaande van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Op welke wijze kan het belang van het kind naar een pedagogisch perspectief worden vertaald? Allereerst zal kort worden beschreven wat het IVRK inhoudt. Vervolgens zal gekeken worden naar de relatie van de optimale waarborg van de ontwikkeling van het kind en het juridische begrip ‘ het belang van het kind’.

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is een mensenrechtenverdrag dat veel terreinen bestrijkt. Er kan onderscheid worden gemaakt in drie soorten rechten (de 3 p’) namelijk, provision (voorziening), protection (bescherming) en participation (participatie). Achtereenvolgens wil dit zeggen dat kinderen recht hebben op gratis en goed basisonderwijs, bescherming tegen mishandeling, uitbuiting, verwaarlozing, kinderarbeid, oorlogsgeweld, handel en slavernij. Tevens hebben kinderen recht om actief deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Deze indeling van rechten laat zien dat kinderen niet alleen recht hebben op bescherming en voorzieningen, maar dat zij tevens recht hebben op inbreng wat betreft zaken die hen zowel persoonlijk en als groep aangaan.
Er liggen vier basisprincipes ten grondslag aan de kernartikelen van het IVRK. Deze principes zijn: geen discriminatie, het belang van het kind, het recht op ontwikkeling en
het respect voor de mening van het kind. (Kalverboer & Zijlstra, 2006).

Met betrekking tot de eerder gestelde vraag is artikel 3 lid 1 van het IVRK het meest verstrekkende rechtsbeginsel.
Het artikel 3 lid 1 stelt vast dat: ‘ Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechtelijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging’ (Verhellen, 1997). De strekking van dit artikel is duidelijk: in alle zaken aangaande kinderen behoren hun belangen een eerste overweging te zijn. Heiner en Bartels (1989, zoals aangehaald in: Klaverboer & Zijlstra, 2006) verstaan onder ‘ het belang van het kind’: ‘ het belang van zijn ontwikkeling, van in gegeven omstandigheden zo gunstig mogelijke ontwikkelingskansen, van in de gegeven omstandigheden zo gunstige mogelijke condities voor die ontwikkeling’.

Het recht op omgang

In het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind wordt in artikel 9 vastgesteld dat kinderen het recht hebben bij hun ouders te leven en omgang te hebben met beide ouders in geval van echtscheiding, dit tenzij omgang strijdig is met het belang van het kind. Wie oordeelt hierover? Vooral wanneer kinderen bewust zelf aangeven dat ze geen omgang met een ouder willen, blijkt vaak dat het recht op omgang met hun ouders zich tegen hen keert doordat het recht van de ouder op omgang met het kind zwaarder weegt dan het recht van het kind op zo gunstig mogelijke ontwikkelingskansen.
De praktijk leert dat er sprake is van een omgekeerde situatie, kinderen moeten vaak hun eigen rechten bevechten en bewijzen indien er sprake is van zwaarwegende factoren welke het recht op omgang van een ouder tegenspreekt. Deze zwaarwegee factoren zullen moeten worden aangetoond. Op zich zou het niet heel lastig moeten zijn om aan te tonen dat omgang schadelijk is voor de ontwikkeling van een kind immers, in het IVRK staat vast dat kinderen recht hebben op inbreng wat betreft zaken die hen aangaan. Het recht gehoord te worden staat in artikel 12 IVRK; het kind heeft het recht zijn of haar mening te geven over zaken die hem of haar aangaan, zo ook wat betreft de invulling van het omgangsrecht. In de praktijk gebeurt dit niet, het omgangsrecht van de ouder is het uitgangspunt waar het kind zich naar voegt. Er zijn tal van langdurige rechtszaken die geen oplossing beiden omdat er niet naar de kinderen wordt geluisterd, omdat er niet gekeken wordt naar zwaarwegende factoren die voor het individuele kind de omgang anders zou geregeld zou moeten worden. Als uitgangspunt geldt dat het in eerste instantie ( koste wat het kost) het beste is voor de ontwikkeling van het kind dat er omgang is met beide ouders. Beslissingen worden genomen onder het mom van ‘in het belang van het kind’. Maar wat wordt betekent het belang van het kind als diens hoorrecht al a priori wordt geschonden?

Het belang van het kind

Wanneer er wordt gesproken over het belang van het kind, gaat het om het belang voor het kind dat het zich optimaal zal kunnen ontwikkelen. Het staat vast dat er een relatie bestaat tussen het ontwikkelingsverloop van het kind en de ontwikkelingsvoorwaarden in zijn of haar opvoedingsomgeving (Klaverboer & Zijlstra, 2006). Wanneer er gekeken wordt naar de ontwikkeling van het kind is het van belang dat de factoren die van invloed zijn, de risico- en beschermende factoren in het leven van een kind dienen duidelijk in kaart worden gebracht. Risicofactoren zijn factoren die de kans op het ontstaan van een stoornis, gedragsprobleem of ontwikkelingsprobleem vergroten.
Beschermende factoren daarentegen zijn juist factoren die de kans hierop verkleinen. Zowel de risico- als de beschermende factoren zijn meestal geen directe oorzaken van het probleem, het zijn vooral de gunstige- dan wel ongunstige omstandigheden die als voornaamste oorzaken de ontwikkeling van het kind zullen beinvloeden. Het is derhalve niet eenvoudig te zeggen hoe en welke omstandigheden bepalend zijn voor het feit dat een kind baat heeft bij een omgangsregeling met een ouder. Het staat wel vast dat het risico op het krijgen van problemen toeneemt naarmate er diverse factoren na elkaar en met elkaar van invloed zijn op de leefsituatie van het kind (Delfos, 1999; Meij & Boendemaker, 2008).

Risicofactoren en beschermende factoren kunnen liggen in het kind zelf, ontstaan binnen zijn directe omgeving (ouders, gezin, school, peergroep) en in de wijdere omgeving (buurt, cultuur en maatschappij). Er zijn statische (onveranderbare) en dynamische (veranderbare) risico- en beschermende factoren (Boendemaker, 2008).

Uit recent onderzoek van Van der Laan en Blom (2006) blijkt dat de balanswerking tussen de risico- en beschermende factoren van zeer groot belang is voor gedragsproblemen en ander problematisch gedrag. In het ene geval kan de factor als een risicofactor naar voren treden en in het andere geval juist als beschermende factor.
Zoals eerder aangegeven kunnen tijdens een scheidingsproces vele conflicten tussen voormalige partners ontstaan. (Echt)scheiding kan van invloed zijn op het ontstaan van gedragsproblemen bij kinderen. Ouders kunnen zo met hun eigen problematiek bezig zijn, dat er tekort wordt geschoten op het gebied van aandacht en zorg voor het kind. Hierdoor kan het gevoel van geborgenheid worden aangetast. Naast (echt)scheiding kunnen factoren, gelegen in de opvoedingssituatie en de bijbehorende sociaal- culturele context alsmede het ondergaan van een traumatische gebeurtenis, aanleiding geven tot gedragsproblemen. Bij de opvoedingssituatie gaat het om zowel factoren binnen het kind als binnen het gezin.

Daarnaast is het van belang te vermelden dat er onderscheid wordt gemaakt tussen gedragsstoornissen en gedragsproblemen. Gedragsstoornissen ontwikkelen zich meestal in de vroege jeugd en gedragsproblemen ontstaan vaak later naar onder andere aanleiding van een bepaalde levensgebeurtenis, ook wel life event genoemd. Het is mogelijk dat er gedragsproblemen ontstaan in de vroege jeugd, maar hierbij speelt de omgevingsfactor een rol (zoals pedagogisch onvermogen van de ouders) (Delfos, 2000; Meij & Boendemaker, 2008).

Het Model Belang van het Kind.
Klaverboer en Zijlstra (2006) hebben de ontwikkelingscondities zoals deze door Heiner en Bartels (1989) zijn geformuleerd, onderworpen aan een recent onderzoek. Om ervoor te zorgen dat kinderen zich in een soort omgeving bevinden waarin zij optimale ontwikkelingskansen krijgen, hanteren Klaverboer en Zijlstra verschillende ontwikkelingscondities. Zij maken het onderscheid tussen de ontwikkelingsvoorwaarden binnen het gezin en in de samenleving. Onder de ontwikkelingsvoorwaarden binnen het gezin vallen de voorwaarden van :
een adequate verzorging, een veilige fysieke directe omgeving, een affectief klimaat, een ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur, een adequaat voorbeeldgedrag ouder en interesse.
De ontwikkelingsvoorwaarden in de samenleving die genoemd worden zijn: een veilige fysieke wijdere omgeving, respect, een sociaal netwerk, educatie, omgang met leeftijdgenoten, een adequaat voorbeeldgedrag binnen de samenleving en stabiliteit in de levensomstandigheden en het kunnen ervaren van een toekomstperspectief. Aan de hand van deze ontwikkelingsvoorwaarden hebben de auteurs het Model Belang van het Kind ontworpen. Dit Model kan door juristen ter hand worden genomen als handwijzer om de kinderrechten in juridische procedures te introduceren, dit gebeurt middels het invullen van een vragenlijst (vragenlijst Belang van het Kind) welke uitgaande van het Model is ontwikkeld. Middels deze vragenlijst kunnen de rechten van kinderen met betrekking tot hun ontwikkelingskansen in kaart worden gebracht en gebruikt worden bij de juridische procedures. Op deze wijze kan het belang dat kinderen hebben pedagogisch worden onderbouwd en kan er een onderbouwd beroep worden gedaan op het IVRK (Kalverboer & Zijlstra, 2006).

Literatuurlijst

Boendemaker,L. (2 008) Wat werkt bij jeugdigen met gedragsstoornissen? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut
Delfos,M.F. ( 2000) Kinderen met gedragsproblemen. Een biopsychologisch model met richtlijnen voor diagnostiek en behandeling. Lisse, Swets& Zeitlinger BV
Kalverboer,M., & Zijlstra E. ( 2006) Het belang van het kind in het Nederlandse recht. Voorwaarden voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief. Amsterdam SWP
Kaplan,E. (2008) ouderverstoting in Nederland, Parental Alienation Syndrome(PAS) en loyaliteitsproblemen bij recente scheidingsgezinnen.
Meij, H.,& Boendemaker,L. (2008) Oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut
Spruijt,A.P., Eikelenboom, B., Harmeling,J. ,Stokkers R.,& Kormos,H ( 2005) Het ouderverstotings-syndroom (PAS) in Nederland .Tijdschrift voor echtscheidingsrecht 11, 103-110
Van der Laan, A.M.,& Blom,M. ( 2006) Jeugddelinquentie: Risico’s en bescherming. Bevindingen uit de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit 2005. WODC: Boom Juridische Uitgevers
Verhellen, E. (1997) Verdrag inzake de rechten van het kind. Leuven / Apeldoorn: Garant

Uw reactie is gepost op woensdag, januari 5th, 2011 om 4:49 pm en is opgeslagen onder moeder vader categorie. Reacties hierop kunnen gevolgd worden via de RSS 2.0 feed. Pinging en/of een reactie achterlaten is momenteel niet mogelijk.

Reacties zijn gesloten.